weemakend

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  weemakend    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• wee·ma·kend

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  wee bw  en  makend bn 

	stellend
onverbogen	weemakend
verbogen	weemakende
partitief	weemakends

Bijvoeglijk naamwoord

weemakend

1. van iets dat je er ziek, zwak of misselijk van wordt

   • De wereld van de Vondelingen beperkt zich tot het Weeshuis en de sociëteit NIA, even verderop aan de Warmoesstraat, waar ze hun dies en lustrums houden, hun vader- en zoondagen en andere weemakende feesten vieren. Philip brengt het tot ab actis van het corps, zodat hij een speciaal vest mag dragen waarmee hij in de smaak valt van eerstejaars corpsmeisjes.  
   • Ik heb geprobeerd Theun te lezen, maar eerlijk, dàt lap ik hem niet. Wat bij Rembrandt alleen maar weemakend was, wordt hier werkelijk braakverwekkend.  

Gangbaarheid

• Het woord weemakend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "weemakend" herkend door:

80 %	van de Nederlanders;
72 %	van de Vlamingen.