• we·der·zien

wederzien [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wederzien
zag weder
wedergezien
klasse 5

onregelmatig

volledig
  1. opnieuw iemand zien na een tijd van elkaar gescheiden te zijn geweest
    • „Now, now... Here’s looking at you kid.” Je hoort het George Clooney bijna zeggen op het moment dat hij tegenover Cate Blanchett staat op het vliegveld. Een van de scènes uit The Good German verwijst overduidelijk naar de eindscène uit Casablanca, de beroemde film uit 1942 waar Ilsa Lund (Ingrid Bergman) zich moet losrukken uit de armen van Rick Blaine (Humphrey Bogart) om in een ronkend vliegtuig te stappen. Een dramatisch moment omdat beide geliefden weten dat ze elkaar nooit meer zullen wederzien.[2] 
98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Rosan Hollak 5 april 2007
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be