Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • web·site·bou·wer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord websitebouwer websitebouwers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de websitebouwerm

  1. (beroep) iemand die een website voor het internet bouwt
  2. (informatica) hulpmiddel in de vorm van een softwarepakket dat assisteert in de bouw van een website

Meer informatie