• wa·ter·wild
enkelvoud meervoud
naamwoord waterwild -
verkleinwoord - -

het waterwildo

  1. wild dat in of rond het water leeft.
60 % van de Nederlanders;
72 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be