waterschot
- Geluid: waterschot (hulp, bestand)
- IPA: / ˈwatərˌsxɔt / (3 lettergrepen)
- wa·ter·schot
- samenstelling van water zn en schot zn [1]
- [A] schot in de betekenis "afscheidende tussenwand"
- [B] schot (afgeleid van schieten ww ) als oud woord voor "belasting"
[A] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | waterschot | waterschotten |
verkleinwoord | - | - |
het waterschot o
- wand om water tegen te houden
- (waterbeheer) tijdelijke vermindering van de doorvaartwijdte in een kanaal
[B] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | waterschot | waterschoten |
verkleinwoord | - | - |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie in betekenis [B].
het waterschot o
- (waterbeheer) (verouderd) belasting betaald aan een waterschap
- Het woord waterschot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.