Een waterkoker.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wa·ter·ko·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord waterkoker waterkokers
verkleinwoord waterkokertje waterkokertjes

Zelfstandig naamwoord

de waterkokerm

  1. een elektrisch apparaat waarin men water kan verhitten
    • Doe je nog wat water in de waterkoker? Dan kunnen we zo thee maken. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be