waterfles
- wa·ter·fles
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | waterfles | waterflessen |
verkleinwoord | waterflesje | waterflesjes |
- cilindervormig vat met een nauwe opening, om water in te doen
- ▸ Water! Eindelijk water! Met hernieuwde moed liep ik de berg af en vulde snel mijn lege waterflessen met het koele water uit het meer, waarbij ik moest terugdenken aan het advies van mijn dochter.[2]
- kruik die met warm water gevuld als warmtebron dient voor iemand die het koud heeft
-
1. fles met gebotteld drinkwater
-
1. fles voor drinkwater die je steeds opnieuw kunt vullen
-
2. warmwaterkruik voor in bed
- Het woord waterfles staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "waterfles" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be