waringin
- wa·rin·gin
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | waringin | waringins |
verkleinwoord | - | - |
de waringin m
- (plantkunde) benaming voor bomen met een brede kroon en veel steltwortels uit het geslacht Ficus , in het bijzonder voor de Ficus benjamina
- Op een van de plaatsen waar we aanlegden zag ik voor het eerst weer een waringin. Ik holde er naar toe. Een waringin kon honderden jaren oud worden. Het was een omvangrijke boom met lange, afhangende luchtwortels en met inhammen in de stam, waar je als kind verstoppertje in kon spelen. Voor mij was deze boom het symbool van Indonesië geworden; de sterke boom die daar nog steeds stond, die alles had meegemaakt en die alles wist. [3]
- Het woord waringin staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "waringin" herkend door:
11 % | van de Nederlanders; |
6 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ waringin op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Gomez, P.Sudah, laat maar. 2e druk (1984) Nijgh & Van Ditmar, 's-Gravenhage; ISBN 90 236 5615 6; p. 32; geraadpleegd 2018-07-16
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be