• wa·rem·pel

warempel

  1. opmerkelijk genoeg, zowaar
    • De concertkaarten waren warempel nog niet uitverkocht. 
     'Een schrik voor de meisjes. Toch was die roede warempel geen verbeelding.[4]

warempel

  1. reactie op iets onverwachts
    • Warempel zeg, je bent op tijd! 
     Cian Uijtdebroeks, 21 jaar, kreeg een vrije rol. Hij mocht "op ontdekkingstocht", zoals ploegleider Marc Reef het omschreef. En warempel, de Belgische renner ziet zichzelf na de eerste week op de vijfde plaats van het algemeen klassement, op 4.02 minuten van Pogacar. Gehuld ook in de witte trui, van het jongerenklassement.[5]
96 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[6]
  1. warempel op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  4. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat  , p. 14
  5.   Weblink bron “Kooij na eerste ritzege in grote ronde: 'Droomde ik van, er komt meer aan'” (zondag 12 mei, 21:02), NOS
  6.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be