• wan·be·grip
enkelvoud meervoud
naamwoord wanbegrip wanbegrippen
verkleinwoord

het wanbegripo

  1. iets of iemand niet of verkeerd begrijpen
    • „Het is gewoon schandalig”, roept iemand anders. „Dus als je dronken iemand doodrijdt of voor de rest van zijn leven invalide maakt, krijg je alleen een alcoholslot? Het moet niet gekker worden.” „Dit noemen ze juridische haarkloverij. Het leidt tot wanbegrip en een onverschillige houding bij de burger.” [1] 
    • Toch is er één terrein waarop nu al jaren een totaal wanbegrip bestaat tussen Amsterdamse politici van links tot rechts en de burgemeester enerzijds en Den Haag anderzijds: het fietsbeleid. [2] 
88 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[3]
  1. De Telegraaf INA EGGINK 05 mrt. 2015 Uitslag Stelling: ’Geen alcohol in verkeer’
  2. Het Parool REINJAN MULDER 1 NOVEMBER 2017 'Stel scooterrijders aansprakelijk voor veroorzaakte schade'
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be