• wal·schot
  • In de betekenis van ‘spermaceti, witte amber’ voor het eerst aangetroffen in 1470 [1]
  • samentrekking van wal(vis) en schot: het geschotene
enkelvoud meervoud
naamwoord walschot walschotten
verkleinwoord

het walschoto

  1. het zaad van een walvis (1811) [2]
  2. de wasachtige substantie eertijds gewonnen uit de kop van de potvis