Nederlands

 
17: walgang
Uitspraak
Woordafbreking
  • wal·gang
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord walgang walgangen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de walgangv / m

  1. (bouwkunde) (militair) wandelgang of rijweg gelegen achter de borstwerking van de hoofdwal

Gangbaarheid

50 % van de Nederlanders;
48 % van de Vlamingen.[2]


Verwijzingen