wagenschot
- Geluid: wagenschot (hulp, bestand)
- wa·gen·schot
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wagenschot | wagenschotten |
verkleinwoord | wagenschotje | wagenschotjes |
- rechtdradige, gladde, dunne eiken planken
- ▸ Wanneer je door het gangetje tusschen de smederij en wagenmakerswinkel ging om de kortste weg naar het Weeshuis te nemen, ging je over het erf waar al het hout van de wagenmaker lag, al het 'wagenschot' onder de schrale pereboomen.[3]
- plank van een wagen
- [1] duighout
- Het woord wagenschot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.