Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wacht·dienst
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wachtdienst wachtdiensten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de wachtdienstm

  1. bij toerbeurt optreden als bewaker gedurende een bepaalde periode
  2. bij toerbeurt aanwezig zijn buiten de gewone werkuren voor het geval inzet vanuit een organisatie nodig is
  3. (militair) organisatie van de bewaking

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen