• waar·rond
  vnw. bijw.
  voorzetselbijwoord     rond  
 persoonlijk     errond  
aanwijz.   nabij     hierrond  
  veraf     daarrond  
  vragend/betrekk.     waarrond  

waarrond

  1. vragend: om wat heen?, om wie heen?
    • Waarrond zie je dat de persoon wantrouwig of angstig geworden is? [1]
  2. betrekkelijk: waaromheen, om wie
    • Het zwaartepunt is het punt waarrond alles zich evenwichtig ordent. 
16 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[2]
  1. Cockx, Frank
    Biografisch leren van homoseksuelen in pedagogisch perspectief Studia paedagogica (2004) Uitgeverij Leuven University Press, Leuven; ISBN 9789058674142; p. 90
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be