• waar·over·heen
  vnw. bijw.
  voorzetselbijwoord     overheen  
 persoonlijk     eroverheen  
aanwijz.   nabij     hieroverheen  
  veraf     daaroverheen  
  vragend/betrekk.     waaroverheen  

(scheidbaar)
waaroverheen

  1. vragend, vervangt *over wat heen, over welke heen?
    • Waaroverheen moet dit deksel precies aangebracht worden? 
    • Waar ligt deze laag overheen? 
  2. betrekkelijk
    • Dit is mogelijk de brug waar hij overheen gereden is.