Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • daar·over·heen
Woordherkomst en -opbouw
  vnw. bijw.
  voorzetselbijwoord     overheen  
 persoonlijk     eroverheen  
aanwijz.   nabij     hieroverheen  
  veraf     daaroverheen  
  vragend/betrekk.     waaroverheen  

Voornaamwoordelijk bijwoord

(scheidbaar)
daaroverheen

  1. vervangt over dat heen, over die heen
    • De brug daaroverheen is door het noodweer weggevaagd. 
    • Hij wil daar weer een brug overheen bouwen. 
     Hij droeg een strakke spijkerbroek en een wit T-shirt met daaroverheen een kort, zwartleren jack.[1]

Gangbaarheid

88 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen