• waar·na
  vnw. bijw.
  voorzetselbijwoord     na  
 persoonlijk     erna  
aanwijz.   nabij     hierna  
  veraf     daarna  
  vragend/betrekk.     waarna  

(scheidbaar)
waarna

  1. vragend: na+wat?, na+welk?:
    • Waarna kwam de vrede van Munster? 
  2. betrekkelijk: na+wat, na+welk:
    • Er was tachtig jaar oorlog, waarna de vrede van Munster gesloten werd. 
     Tussen drie tenten was nog net genoeg ruimte om mijn eigen tent op te zetten, waarna ik bij een groep rond het kampvuur ging zitten.[1]
98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be