waardoorheen
- waar·door·heen
- samenstelling van waar en doorheen
vnw. bijw. | ||
---|---|---|
voorzetselbijwoord | doorheen | |
persoonlijk | erdoorheen | |
aanwijz. | nabij | hierdoorheen |
veraf | daardoorheen | |
vragend/betrekk. | waardoorheen |
(scheidbaar)
waardoorheen
- vragend: door+wat+heen?:
- Waardoorheen is die kogel de ruimte binnengekomen?
- Waar reed hij doorheen?
- betrekkelijk: door+dat+heen, door+hetwelk+heen:
- Dit is het raam waardoorheen die kogel de ruimte binnengekomen is.
- U weet best waar u doorheen gereden bent.
- Het woord waardoorheen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.