• daar·door·heen
  vnw. bijw.
  voorzetselbijwoord     doorheen  
 persoonlijk     erdoorheen  
aanwijz.   nabij     hierdoorheen  
  veraf     daardoorheen  
  vragend/betrekk.     waardoorheen  

(scheidbaar)
daardoorheen

  1. aanwijzend veraf: door+dat+heen, door+die+heen:
    • Hij keek daardoorheen. 
    • Daar zat iets doorheen.