vuurwapengevaarlijk


  • vuur·wa·pen·ge·vaar·lijk
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen vuurwapengevaarlijk vuurwapengevaarlijker vuurwapengevaarlijkst
verbogen vuurwapengevaarlijke vuurwapengevaarlijkere vuurwapengevaarlijkste
partitief vuurwapengevaarlijks vuurwapengevaarlijkers -

vuurwapengevaarlijk

  1. van een persoon dat deze misschien een vuurwapen heeft en bereid is dat te gebruiken
     De Rotterdammer wordt volgens het ministerie niet gezien als vuurwapengevaarlijk.[1]
     De generatie criminelen van nu zijn nietsontziend en vuurwapengevaarlijk. Ze zijn al jong uitgegroeid van lastpakken tot zware misdadigers. In zijn boek 'Doorgeschoten', dat vandaag verschijnt, beschrijft Parool-journalist Paul Vugts aan de hand van elf misdaadzaken hoe het mis is gegaan de afgelopen jaren. En stelt hij de vraag, hoe nu verder?[2]
  1.   Weblink bron “Tbs'er ontsnapt uit Pompekliniek in Nijmegen” (Vrijdag 18 augustus 2017, 16:03), NOS
  2.   Weblink bron “Nieuwe criminelen, nieuwe straffen” (Donderdag 22 mei 2014, 13:50), NOS