vunzig
- vun·zig
- afleiding met het achtervoegsel -ig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | vunzig | vunziger | vunzigst |
verbogen | vunzige | vunzigere | vunzigste |
partitief | vunzigs | vunzigers | - |
vunzig
- onaangenaam doordat het zich van de goede smaakt niets aantrekt, vaak betrekking hebbend op seks
- De dikke, rijke man maakte allerlei vunzige opmerkingen tegen de jonge vrouw.
- Het woord vunzig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vunzig" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be