• vun·zig
  • afleiding met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen vunzig vunziger vunzigst
verbogen vunzige vunzigere vunzigste
partitief vunzigs vunzigers -

vunzig

  1. onaangenaam doordat het zich van de goede smaakt niets aantrekt, vaak betrekking hebbend op seks
    • De dikke, rijke man maakte allerlei vunzige opmerkingen tegen de jonge vrouw. 
96 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be