• vuil·spui·te·rij
enkelvoud meervoud
naamwoord vuilspuiterij vuilspuiterijen
verkleinwoord

de vuilspuiterijv

  1. het herhaaldelijk uiten van ongenoegen door het gebruiken van onnette taal
    • Amerika heeft toch in de westerse wereld een voortrekkersrol en met deze vuilspuiterij komt hieraan een eind, ervan uitgaande dat ’waar rook is, is vuur’ en Donald Trump nooit een geloofwaardige president kan worden.[2] 
    • Iedereen die nu smult van deze verhalen over prinses Juliana zou eens bij zich zelf te rade moeten gaan hoe zij het zouden vinden als de vuile was van hun ouders/grootouders op straat kwamen te liggen. Al kreeg ik het boek voor niets, dan wilde ik deze vuilspuiterij nog niet in mijn huis hebben.[3] 
93 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 13 jan. 2017
  3. de Telegraaf 29 okt. 2016
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be