Nederlands

 
bedrijf waarbij men voorwerpen van verf voorziet door spuiten met een nevel
Uitspraak
Woordafbreking
  • spui·te·rij
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord spuiterij spuiterijen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de spuiterijv

  1. bedrijf waarbij men voorwerpen van verf voorziet door te spuiten met een verfnevel
    • „Wij vervaardigen veel zelf in onze eigen werkplaats. Ons team bestaat uit vakmensen die het ambacht beheersen. Fineren doen we bijvoorbeeld deels zelf en we hebben een eigen spuiterij”, vertelt Henk Donkersteeg, een van de twee eigenaren. „Uiteraard maken we niet alles van hout; bij diverse projecten krijgen we te maken met glas, staalwerk en natuursteen.” [2] 
    • Een groot deel van de oppositie wil dat Defensie de man vervangt die intern de onderzoeken in goede banen moet leiden, omdat hij in de jaren 90 op vliegbasis Twenthe verantwoordelijk was voor de spuiterij waar chroomhoudende verf werd gebruikt. [3] 

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen