vrijheidsbeneming
- vrij·heids·be·ne·ming
- samenstelling van vrijheid zn en beneming met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vrijheidsbeneming | vrijheidsbenemingen |
verkleinwoord |
de vrijheidsbeneming v
- (juridisch) het in hechtenis nemen van iemand
- ▸ Er is wel degelijk sprake - ik citeer artikel 67a van het Wetboek van Strafvordering - van ëen gewichtige rede van maatschappelijke veiligheid, welke de onverwijlde vrijheidsbeneming vordert.[1]
- iemand gevangen houden
- ▸ De winkeleigenaar wordt vervolgd voor wederrechtelijke vrijheidsbeneming. De meisjes waren volgens de politie niet tegen hun zin in de winkel maar volgens de wet moesten ze 's nachts in de instelling zijn.[2]
- Het woord vrijheidsbeneming staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij , ISBN 9789023479925
- ↑ Weblink bron “Eigenaar belwinkel had minderjarige meisjes in kelder” (30-10-2015), NOS