vrijheidsbeneming

  • vrij·heids·be·ne·ming
enkelvoud meervoud
naamwoord vrijheidsbeneming vrijheidsbenemingen
verkleinwoord

de vrijheidsbenemingv

  1. (juridisch) het in hechtenis nemen van iemand
     Er is wel degelijk sprake - ik citeer artikel 67a van het Wetboek van Strafvordering - van ëen gewichtige rede van maatschappelijke veiligheid, welke de onverwijlde vrijheidsbeneming vordert.[1]
  2. iemand gevangen houden
     De winkeleigenaar wordt vervolgd voor wederrechtelijke vrijheidsbeneming. De meisjes waren volgens de politie niet tegen hun zin in de winkel maar volgens de wet moesten ze 's nachts in de instelling zijn.[2]
  1. “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij  , ISBN 9789023479925
  2.   Weblink bron “Eigenaar belwinkel had minderjarige meisjes in kelder” (30-10-2015), NOS