vriendschappelijkheid

  • vriend·schap·pe·lijk·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord vriendschappelijkheid vriendschappelijkheden
verkleinwoord vriendschappelijkheidje vriendschappelijkheidjes

de vriendschappelijkheidv

  1. het vriendschappelijke gevoelens voor iets of iemand hebben
     Ondanks alle vriendschappelijkheid is er nog wel een obstakel dat Trump uit de weg moet ruimen. Begin dit jaar noemde hij de NAVO obsolete. Een begrip dat je zowel met verouderd als overbodig kan vertalen.[2]
     Nu de Britten hun vertrek uit de Europese Unie officieel hebben gemaakt, kunnen beide partijen hun stellingen gaan betrekken. De belangen zijn groot, dus of ze de komende twee jaar hun beloofde vriendschappelijkheid kunnen volhouden is nog de vraag.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Trump wil zorgen wegnemen en zakendoen in 'warm bad' Polen” (05-07-2017), NOS
  3.   Weblink bron “Britten op weg naar de uitgang” (29-03-2017), Tubantia