Nederlands

 
ravage in het bos door de vreterij van bevers
Uitspraak
Woordafbreking
  • vre·te·rij
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vreterij vreterijen
verkleinwoord vreterijtje vreterijtjes

Zelfstandig naamwoord

vreterij v [1]

  1. het te veel en gulzig eten
    • Afgelopen week waren er tachtigduizend bezoekers bij de Zesdaagse van Dortmund. “Het is hier meer vreterij en zuiperij dan fietserij.' [2] 
    • Ik las dus over de veenmol, ontdekte het woord rijpingsvraat (het vreten aan veldvruchten door vrouwelijke kevers gedurende de periode tussen het ontpoppen en het eieren leggen) en zo werd ik ook weer nieuwsgierig naar de meikever en haar larf, de engerling, die drie tot vier jaar onder de grond leeft. De engerling maakt zich schuldig aan vreterij. Als ik George Orwell was geweest zou ik, met deze wetenschap gewapend, Animal Fram misschien nog hebben herschreven. [3] 
    • “Ja, ze zijn er flink aan de vreterij”, beaamt A. de Haas van de Planteziektenkundige Dienst in Wageningen. “Ze vreten hele bomen kaal. Ik heb het nog nooit zo erg gezien.” In de Oost-Achterhoek en Twente is volgens de Dienst sprake van “extreem grote activiteit” van de rupsen. [4] 
Vertalingen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
77 % van de Vlamingen.[5]


Verwijzingen