Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vreet·fes·tijn
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vreetfestijn vreetfestijnen
verkleinwoord vreetfestijntje vreetfestijntjes

Zelfstandig naamwoord

het vreetfestijno

  1. (pejoratief) een gebeurtenis waarbij de belangrijkste bezigheid veel eten is
    • Volgens veel mensen is de kerst vooral een vreetfestijn geworden. 

Gangbaarheid