vreesaanjagend
- vrees·aan·ja·gend
- samenstelling van vrees ww en aanjagend
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | vreesaanjagend | vreesaanjagender | vreesaanjagendst |
verbogen | vreesaanjagende | vreesaanjagendere | vreesaanjagendste |
partitief | vreesaanjagends | vreesaanjagenders | - |
vreesaanjagend
- angst en vrees veroorzakend
- Niets wees erop dat hij ook maar enige tegenstand kon verwachten. Rustig was hij doorgegaan, ondanks het vreesaanjagende huilen van de wind en de vreemde stemmen die tussen de Heuvels schenen te klinken. [1]
- Het woord vreesaanjagend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Herzen, FrankDe zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 120