Nederlands

 
voute
Uitspraak
Woordafbreking
  • vou·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord voute vouten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de voutev / m

  1. (bouwkunde) (stenen) gewelf of de ruimte onder een gewelf
Vertalingen

Gangbaarheid

18 % van de Nederlanders;
34 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen