voorzitterschap
- voor·zit·ter·schap
- afgeleid van voorzitter met het achtervoegsel -schap[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voorzitterschap | voorzitterschappen |
verkleinwoord | - | - |
het voorzitterschap o
- het voorzitter zijn
- periode dat iemand voorzitter is
- Het woord voorzitterschap staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.