voortvluchtig
- voort·vluch·tig
- In de betekenis van ‘vluchtend’ voor het eerst aangetroffen in 1516 [1]
- Afgeleid van voortvluchten met het achtervoegsel -ig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | voortvluchtig | voortvluchtiger | voortvluchtigst |
verbogen | voortvluchtige | voortvluchtigere | voortvluchtigste |
partitief | voortvluchtigs | voortvluchtigers | - |
voortvluchtig
- op de vlucht om zich te onttrekken aan iets, bijv. een gevangenisstraf
- Het woord voortvluchtig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "voortvluchtig" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "voortvluchtig" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be