voorbijvaren
- voor·bij·va·ren
- samenstelling van voorbij en varen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
voorbijvaren |
voer voorbij |
voorbijgevaren |
klasse 6 | volledig |
voorbijvaren
- inhalen door te varen
- Wij voeren het langzame schip voorbij
- naar een punt toe varen en dan verder gaan
- Wij voeren Amsterdam voorbij.
- Het woord voorbijvaren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.