• voor·bij·va·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
voorbijvaren
voer voorbij
voorbijgevaren
klasse 6 volledig

voorbijvaren

  1. inhalen door te varen
    • Wij voeren het langzame schip voorbij 
  2. naar een punt toe varen en dan verder gaan
    • Wij voeren Amsterdam voorbij.