voorbeen
- voor·been
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voorbeen | voorbenen |
verkleinwoord |
het voorbeen o
- een van de voorpoten van een paard
- Voor individueel deelnemer Mark Weusthof uit Rossum pakte vrijdag het wereldkampioenschap vierspannen in het Duitse Riesenbeck als een ware nachtmerrie. Het dier tikte tijdens het inrijden en daarna bij de proef met het ijzer van zijn ene voorbeen het andere aan. De jury verbood Weusthof vervolgens verder te rijden. [2]
- Springruiter Jos Lansink kan in wedstrijden niet meer beschikken over zijn toppaard Valentina van 't Heike. De 15-jarige merrie heeft in de wei een breuk aan het voorbeen opgelopen. Dit betekent het einde van haar springcarrière. [3]
- Het woord voorbeen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "voorbeen" herkend door:
79 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia Dick Janssen 17-08-12 Menner Weusthof ligt er al uit bij WK
- ↑ Tubantia 19-04-13 Toppaard van Jos Lansink breekt voorbeen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be