voorbalkon
- Geluid: voorbalkon (hulp, bestand)
- voor·bal·kon
- samenstelling van voor en balkon zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voorbalkon | voorbalkons |
verkleinwoord |
het voorbalkon o
- plaats waar men een tram of bus kan binnenstappen aan de voorkant van de tram of bus
- ▸ De conducteur stapte regelmatig met een stel moersleutels in de hand van het voorbalkon van de tot stilstand gekomen wagon, liep eromheen en zette zich op zijn hurken aan de reparatie van de machineonderdelen tussen de wielen en het achterbalkon.[2]
- balkon aan de voorkant van een gebouw
1. plaats waar men een tram of bus kan binnenstappen aan de voorkant van de tram of bus
- Het woord voorbalkon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.