volbouwen
- Geluid: vólbouwen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈvɔlbɑuwə(n) / (3 lettergrepen)
- Geluid: volbóúwen (hulp, bestand)
- IPA: / vɔlˈbɑuwə(n) / (3 lettergrepen)
- vol·bou·wen
- samenstelling van vol bn en bouwen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
volbouwen |
bouwde vol |
volgebouwd |
zwak -d | volledig |
vólbouwen
- overgankelijk een bepaald gebied geheel met gebouwen vullen
- Als we niet oppassen raakt het Groene Hart helemaal volgebouwd.
- ▸ Nobelen uit vorige eeuwen hadden het eiland volgebouwd met hun pronkpalazzi en de kieren die toevallig ontstonden tussen de wereldwonderen in, moesten maar als straat dienen. Wie zich wil verplaatsen in Venetië moet voortdurend om het exhibitionistische vertoon van liefde voor de stad van zijn voorgangers in deze stad heen lopen.[1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
volbouwen |
volbouwde |
volbouwd |
zwak -d | volledig |
volbóúwen
- overgankelijk een bouwsel voltooien
- «Als het huis volbouwd is, breekt men de steigers af.»
- Als het karwei geklaard is, vergeet men wie geholpen heeft.
- «Als het huis volbouwd is, breekt men de steigers af.»
- Het woord volbouwen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "volbouwen" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 23
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be