bouwde vol
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bouwde vol (hulp, bestand)
- IPA: / ˈbɑudə ˈvɔl / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- bouw·de vol
Woordherkomst en -opbouw
- uit bouwde (werkwoord) en vol (bijvoeglijk naamwoord), hiertussen kunnen nog andere woorden staan
Werkwoord
vervoeging van |
---|
volbouwen |
bouwde (…) vol
- enkelvoud verleden tijd van volbouwen
- Ik bouwde vol.
- Jij bouwde vol.
- Hij, zij, het bouwde vol.
- Ik bouwde vol.
Gangbaarheid
- Het woord bouwde vol staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.