1. vogelkooi voor het houden van vogels binnenshuis.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vo·gel·kooi
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vogelkooi vogelkooien
verkleinwoord vogelkooitje vogelkooitjes

Zelfstandig naamwoord

de vogelkooiv / m

  1. kooi waar een vogel in verblijft wanneer deze als huisdier wordt gehouden. De kooi voorkomt het wegvliegen van de vogel.
    • Frans liet onder meer twee honden na, twee kippen, twee konijnen, een kat, een lege vogelkooi, een verscheurde wereldkaart, een plastic beer, een mijnwerkershelm, drie defecte tv's, duizenden oude boeken en een reddingsboei. Zijn boeken gaan naar de familie. Henk zorgt voorlopig voor de beesten. De kans bestaat echter dat hij volgende week op straat staat, want hij woonde er illegaal. In dat geval gaan de honden naar de buurvrouw. De reddingsboei zal hoogstwaarschijnlijk bij het vuilnis belanden, daar waar Frans hem ooit had gevonden. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Alfred van Cleef 25 mei 1994
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be