Een citaat als voetnoot
  • voet·noot
enkelvoud meervoud
naamwoord voetnoot voetnoten
verkleinwoord voetnootje voetnootjes

de voetnootv / m

  1. aantekening aan de onderzijde van een pagina
    • Met de brief die Rutte en minister Koenders (Buitenlandse Zaken, PvdA) maandag naar de Tweede Kamer stuurden, lijkt desalniettemin een oplossing in zicht. In het binnenland weet het kabinet zich verzekerd van steun om met de Europese partners en Oekraïne te gaan onderhandelen over een speciaal voor Nederland juridisch bindende verklaring, waarin staat hoe het associatieverdrag gelezen dient te worden. Het is de beproefde methode in de Europese Unie die zich kenmerkt door eenheid in verscheidenheid. Europese verdragsteksten staan bol van annexen en voetnoten, louter bedoeld voor binnenlands gebruik door een lidstaat.[3] 
  2. (figuurlijk) aantekening in het algemeen
    • Zijn premierschap is niets meer dan een voetnoot in de geschiedenis gebleken. 
100 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]