voelbaar
- voel·baar
- Naamwoord van handeling van voelen met het achtervoegsel -baar [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | voelbaar | voelbaarder | voelbaarst |
verbogen | voelbare | voelbaardere | voelbaarste |
partitief | voelbaars | voelbaarders | - |
voelbaar
- waarneembaar, merkbaar
- Na verloop van tijd waren er steeds meer voelbare effecten van de bezuinigingen.
- ▸ Helaas was de herfst hier ook voelbaar: dagenlang liep ik door de stromende regen, iets wat ik vier maanden niet had meegemaakt in Californië en Oregon.[2]
- Het woord voelbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "voelbaar" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ voelbaar op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be