• voel·baar
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen voelbaar voelbaarder voelbaarst
verbogen voelbare voelbaardere voelbaarste
partitief voelbaars voelbaarders -

voelbaar

  1. waarneembaar, merkbaar
    • Na verloop van tijd waren er steeds meer voelbare effecten van de bezuinigingen. 
     Helaas was de herfst hier ook voelbaar: dagenlang liep ik door de stromende regen, iets wat ik vier maanden niet had meegemaakt in Californië en Oregon.[2]
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]
  1. voelbaar op website: Etymologiebank.nl
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be