Nederlands

 
bloesem van de vlierboom
Uitspraak
Woordafbreking
  • vlier·boom
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vlierboom vlierbomen
verkleinwoord vlierboompje vlierboompjes

Zelfstandig naamwoord

de vlierboomm

  1. Sambucus nigra   tot boom uitgegroeide vlier
    • Rond 1878 beschrijft hij de grafkelder als „een verwilderd metselwerk, over welks hardstenen stijlen de knoestige takken van een vlierboom zich heenbuigen, terwijl een roestig, scheefgezakt ijzeren hek den toegang tot deze puinhoop niet meer afsluit. ’t Is een vreemd en aangrijpend plekje - midden in een levendig en bloeijend dorp, zoo eenzaam en verlaten.” [2] 
    • Het recept voor vlierbloesemsiroop staat als ‘flits uit het paradijs’ in het vierde NRC Handelsbladkookboek dat gelukkig in de bibliotheek te vinden is. Alleen de vlierbomen zijn bijna uitgebloeid, dus wees er snel bij. [3] 
Vertalingen

Gangbaarheid

91 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. vlierboom op website: Etymologiebank.nl
  2. Reformatorisch Dagblad Bert Monster 09-06-2006 Familiegraf houdt historie levend
  3. NRC Florine Boucher 13 juni 2008 Thee van Trijn
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be