vlier
- vlier
- [1] erfwoord, in de betekenis van ‘plantengeslacht uit de kamperfoeliefamilie’ voor het eerst aangetroffen in 639 [1] [2] [3] [4] [5] [6]
|
|
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vlier | vlieren |
verkleinwoord | vliertje | vliertjes |
de vlier m
- m (bloemplanten) een geslacht Sambucus van snelgroeiende heesters of kleine bomen. In de lente dragen ze tuilen van witte of crèmekleurige bloemen, gevolgd door kleine rode, blauwachtige of zwarte vruchten. Ook komt er een vlier met paars blad en roze bloemen voor. De vruchten van de vlier zijn steenvruchten
- v/m Matthiola annua kruisbloemige sierbloem
- (verouderd) vliering
- vliermos, vlierorchis
- vlierazijn, vlierbast, vlierbes, vlierbezie, vlierblad, vlierbloem, vlierbloesem, vlierboom, vlierfluit, vliergelei, vlierhaag, vlierhout, vliering, vlierkool, vlierluis, vliermerg, vliermineervlieg, vlierolie, vlierpit, vlierreuk, vlierscheut, vliersiroop, vlierstroop, vlierstruik, vlierthee, vliervlinder, vlierwijn, vlierwortel, vlierzwam
1.
- Het woord vlier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vlier" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[8] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ 5,0 5,1 vlier op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "vlier" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ vlier op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be