• vlie·ger·touw
enkelvoud meervoud
naamwoord vliegertouw vliegertouwen
verkleinwoord vliegertouwtje vliegertouwtjes

het vliegertouwo [1]

  1. touw waaraan men een vlieger kan oplaten
     ' 'U zou wel opgepast hebben dat ze uw vliegertouw niet doorgeknipt hadden, meneer Dolland,' zei ik.[2]
     Delhi heeft de verscherpte touwen inmiddels verboden. In de hoofdstad van India krijgen inwoners voor het verkopen, produceren of opslaan van verscherpt vliegertouw een boete van ongeveer 1325 euro of een celstraf tot vijf jaar. Ook gaat de gemeente campagne voeren om het gevaar van het scherpe touw aan te duiden.[3]
  2. touw van een bepaald driehoekig zeil van een zeilboot
     Eén keer finishte hij niet doordat zijn vliegertouw in de knoop raakte met dat van een concurrent.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Victoria Holt
    “Gevangene van de Pasja” (1989), Saga, ISBN 9788726484915
  3.   Weblink bron “Verscherpt vliegertouw snijdt keel van drie mensen door in India” (woensdag 17 augustus 2016, 15:30), NOS
  4.   Weblink bron “Van Rijsselberghe mist gouden vloot” (vrijdag 5 oktober 2012, 19:37), NOS