vlet
- vlet
- In de betekenis van ‘vaartuig’ voor het eerst aangetroffen in 1287 [1]
- een vaartuig met een vlette (vlakke) bodem [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vlet | vletten |
verkleinwoord | vletje | vletjes |
- en klein platbodem vaartuig van hout, staal of tegenwoordig ook kunststof
- Op het meer met duizenden drijvende zonnepanelen, eens een van de grote Oost-Chinese mijnen, heeft de stuurman van de vlet geen last van de zomerse, oven-achtige temperaturen. Onder de grond, nu de bodem van het meer, was het pas heet, zegt de ex-mijnwerker. Normaal vervoert hij arbeiders, kabels en zonnepanelen naar de werkpontons. Nu is het rustig.[4]
- Palingvisser Ale de Jager (52), geel oliepak, bruin gezicht, stuurt zijn ijzeren vlet over het Pikmeer bij Grou. Hier heeft hij diverse fuiken liggen, die hij met een lange, houten kubstok omhoog licht.[5]
- bijboot
- Het woord vlet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vlet" herkend door:
54 % | van de Nederlanders; |
19 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "vlet" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ vlet op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Oscar Garschagen 8 september 2017
- ↑ NRC Karin de Mik 25 juli 2015
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be