vlashaar

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  vlashaar    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈvlɑshar / (2 lettergrepen)

Woordafbreking

• vlas·haar

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  vlas zn  en  haar zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	vlashaar	vlasharen
verkleinwoord	vlashaartje	vlashaartjes

Zelfstandig naamwoord

het vlashaar o

1. soort dun, droog, piekerig, lichtblond haar

   • Ik, daarentegen, was een pukkelig meisje met blond vlashaar, een onvervalste kaaskop dus.  
   • Het dromerige jochie met vlashaar wordt een slanke scholier met plukbaardje en bedachtzame ogen.  
   • Dit kolderieke poppetje met zijn kraaloogjes, witte vlashaar en rode puntmuts: ik moest er direct aan denken toen ik VVD-fractievoorzitter Klaas Dijkhoff maandagavond hoorde praten over de strapatsen van zijn nieuwste troef: Thierry Aartsen. Vanaf donderdag vervangt dit aspirant-VVD-Kamerlid Jeanine Hennis.  

vlashaar m / v / o

1. elk van de haren van een kapsel met blonde, droge, piekerige haren

Gangbaarheid

• Het woord vlashaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vlashaar" herkend door:

84 %	van de Nederlanders;
91 %	van de Vlamingen.