Nederlands

 
[1] vispan
Uitspraak
Woordafbreking
  • vis·pan
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vispan vispannen
verkleinwoord vispannetje vispannetjes

Zelfstandig naamwoord

vispan v/m [2]

  1. (kookkunst) een pan waarin men vis kan bereiden
    • In deze keuken bakte mijn moeder vroeger tong. Tongen, moet ik zeggen: we hadden er soms wel tien. Dikke tongen. Vers. Mijn vader sneed met een stanleymes de tongen in. Dan ging, volgens mij, een hele fles olie in een speciale vispan en als die olie heet was, verdween de tong, die door de gezouten en gepeperde bloem gehaald was, erin.[3] 
  2. (voeding) visgerecht
    • Natuurlijk mag een typisch Belgische lunch niet ontbreken in dit lijstje. Ga voor Belgische specialiteiten als stamppot met worst, stoofvlees met verse frietjes, het vispannetje of de steak tartaar. Als je liever wat lichter luncht zijn er natuurlijk ook gewoon salades. En terwijl je je geniet van het eten, heb je meteen een fijn uitzicht op het museum voor Schone Kunsten.Adres: Museumstraat 45[4] 
Vertalingen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen