vishoek
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- vis·hoek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vishoek | vishoeken |
verkleinwoord | vishoekje | vishoekjes |
Zelfstandig naamwoord
de vishoek m
- haak waarmee men een vis kan vangen
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'vishoek' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vishoek" herkend door:
76 % | van de Nederlanders; |
75 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be