Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vis·geur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord visgeur visgeuren
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de visgeurm

  1. wat de neus van mensen waarneemt als dieren met kieuwen uit het water zijn gehaald
    • Ook andere viskramen hebben natuurlijk soms wel echt verse vis. Vraag naar welke vis de verste is, kijk ook zelf goed (heldere ogen, rode kleur onder het kieuwdeksel, stevig vlees, geen onsmakelijke visgeur). [2]

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen