visgeur
- vis·geur
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | visgeur | visgeuren |
verkleinwoord | - | - |
de visgeur m
- wat de neus van mensen waarneemt als dieren met kieuwen uit het water zijn gehaald
- Ook andere viskramen hebben natuurlijk soms wel echt verse vis. Vraag naar welke vis de verste is, kijk ook zelf goed (heldere ogen, rode kleur onder het kieuwdeksel, stevig vlees, geen onsmakelijke visgeur). [2]
- Het woord visgeur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "visgeur" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Vos, M. deHet geluk van vers (28 juli 2012) op website: nrc.nl; geraadpleegd 2018-02-06
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be