Nederlands

1:22 visetende vogel
Uitspraak
Woordafbreking
  • vis·etend
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen visetend
verbogen visetende
partitief visetends

Bijvoeglijk naamwoord

visetend [1]

  1. van een dier of mens dat het vissen eet
    • Natuurhistorisch museum Naturalis in Leiden voegt een bijzonder stuk aan zijn collectie toe. Het gaat om een schedel van 4,5 centimeter groot van de kleinste en meest primitieve Nothosaurus, een visetend reptielensoort dat 240 miljoen jaren geleden leefde in de wereldzeeën, meldde Naturalis vrijdag. [2] 
    • De maatregel volgt op de opening, in september van het vorig jaar, van de vispassage in de dam tussen de Noordplas en de Zuidplas. "We merken dat trekkende vis vaak even aarzelt bij de passage," vertelt ecoloog Tim Pelsma namens het waterschap. "Dat is voor roofvissen en visetende vogels het moment om toe te slaan." [3] 
Vertalingen

Gangbaarheid

89 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[4]


Verwijzingen