visetend
- vis·etend
- samenstelling van vis zn en etend bn
stellend | |
---|---|
onverbogen | visetend |
verbogen | visetende |
partitief | visetends |
visetend [1]
- van een dier of mens dat het vissen eet
- Natuurhistorisch museum Naturalis in Leiden voegt een bijzonder stuk aan zijn collectie toe. Het gaat om een schedel van 4,5 centimeter groot van de kleinste en meest primitieve Nothosaurus, een visetend reptielensoort dat 240 miljoen jaren geleden leefde in de wereldzeeën, meldde Naturalis vrijdag. [2]
- De maatregel volgt op de opening, in september van het vorig jaar, van de vispassage in de dam tussen de Noordplas en de Zuidplas. "We merken dat trekkende vis vaak even aarzelt bij de passage," vertelt ecoloog Tim Pelsma namens het waterschap. "Dat is voor roofvissen en visetende vogels het moment om toe te slaan." [3]
1. van een mens of dier dat het vis eet
- Het woord visetend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "visetend" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Het Parool 16 APRIL 2010 Naturalis krijgt unieke schedel
- ↑ Het Parool PATRICK MEERSHOEK 14 AUGUSTUS 2016 Noorder IJplas krijgt veilige parkeerplaats voor aal en stekelbaars
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be