vingervlugheid
- vin·ger·vlug·heid
- afgeleid van vingervlug met het achtervoegsel -heid
- samenstelling van vinger zn en vlugheid zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vingervlugheid | vingervlugheden |
verkleinwoord |
- het heel snel zaken met de vingers kunnen verrichten
- ▸ Op de zolderkamer in een hoekje staat een bureau met een laptop en een pc. Lars Douwe Schuitema klikt met een ongelofelijke vingervlugheid op zijn muis. De achtienjarige Enschedeër speelt het computerspel Starcraft II echter niet allen uit tijdverdrijf. Hij traint hard om uiteindelijk professioneel gamer te worden.[2]
- ▸ Jan Schippers mag dan al negentig jaar zijn, hij is nog steeds kwiek, gezond en geestelijk goed bij. In zijn huiskamer laat de jubilaris de alt-saxofoon klinken. „Het blazen gaat nog prima. Ik heb nog steeds lucht genoeg", demonstreert hij. Ook met de vingervlugheid is niets mis, blijkt als hij een snelle toonladder blaast.[3]
1. het heel snel zaken met de vingers kunnen verrichten
- Het woord vingervlugheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Starcraft, geen spelletje maar professie” (05-02-2011), Tubantia
- ↑ Weblink bron Han Haveman“'Zo lang ik kan blijf ik blazen'” (18-03-2017), Tubantia